Colombia trekt zich terug uit Unie van Zuid-Amerikaanse Naties

President Duque heeft maandag officieel aangekondigd dat Colombia zich terug trekt uit de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties (UZAN/UNASUR). De kersverse president Ivan Duque gaf aan dat een brief is verstuurd waarin het vertrek uit de Zuid-Amerikaanse organisatie officieel wordt aangekondigd.

Duque vertelde in zijn toespraak dat Colombia uit de UZAN (Spaans: UNASUR) vertrekt wegens de “stilte en lakse houding” van de intergouvernementele organisatie met betrekking tot de “brutale daden van de dictatuur in Venezuela”. “UNASUR heeft als een instituut nooit een van de misbruiken veroordeeld” van de regering van president Nicolas Maduro, zei Duque.

Op 10 augustus, drie dagen na de eedaflegging van de president, gaf Duque al aan via zijn minister van Buitenlandse Zaken Carlos Holmes Trujillo om uit de organisatie te willen stappen.

Hoewel de brief van de Colombiaanse regering aan UNASUR het vertrek van deze organisatie uit het land formaliseert, zal de procedure volgens de statuten zes maanden in beslag nemen. Zo zal het land op 27 februari 2019 de eerste van de twaalf oprichtende naties zijn die de internationale organisatie, waarvan het hoofdkantoor zich in Quito (Ecuador) bevindt, verlaat.

UNASUR werd in 2008 opgericht in Brasilia (Brazilië) om regionale politieke, sociale en economische integratie te bevorderen en tegenwerking te bieden tegen de invloed van de Verenigde Staten. De Venezolaanse crisis en het feit dat de UNASUR niet of nauwelijks heeft ingegrepen, hebben sommige leden van de regio er echter toe aangezet hun besluit om deel uit te maken van dit orgaan te heroverwegen. Colombia had zijn lidmaatschap in april van dit jaar al samen met Argentinië, Brazilië, Chili, Paraguay en Peru voor onbepaalde duur opgeschort. Colombia is het eerste land dat nu daadwerkelijk uit de UNASUR stapt. Daarnaast werd de organisatie begin 2017 vrijwel verlamd door het einde van het ambtstermijn van secretaris-generaal Ernesto Samper (voormalig Colombiaanse president) en het onvermogen van de lidstaten om overeenstemming te bereiken over zijn opvolger.