Meer dan honderd mensenrechtenactivisten zijn dit jaar in Colombia gedood na het vredesakkoord tussen de regering en de rebellen van de FARC, aldus de Verenigde Naties.
De moorden vonden plaats in plattelandsgebieden waar voorheen de FARC actief was en waar de overheid niet voldoende aanwezig was, zei woensdag de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten in een verklaring.
Tot 20 december zijn er in totaal 105 moorden geregistreerd, zei de Hoge Commissaris van de VN. Nog eens 11 andere moorden worden nader onderzocht.
De regering, die een ander beeld had over de oorzaak van de doden, ontkende dat er een systematisch patroon van de moorden bestond.
Minister van Defensie, Luis Carlos Villegas, zei zondag dat de “meeste” moorden het gevolg is van terreingeschillen en “gevechten over ongeoorloofd inkomen”.
In het kader van het vredesakkoord van november 2016 heeft de FARC – de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia – zich ontwapend en zich omgevormd tot een politieke partij met dezelfde initialen.
President Juan Manuel Santos heeft beloofd de gedemobiliseerde FARC-strijders en rechtenactivisten te beschermen. Het leger en de Nationale Politie zullen 63.000 mannen en vrouwen ter beschikking stellen voor een snelle interventiemacht voor bijna 600 plattelandsgemeenschappen in 77 gemeenten.