De Verenigde Naties hebben vrijdag hun bezorgdheid geuit over de inwoners van het departement Cauca in Colombia, waar criminele groepen gebruik maken van de coronavirus lockdown in Colombia om hun controle verder uit te breiden.
Rupert Colville, woordvoerder van de Hoge Commissaris van de VN voor de rechten van de mens, zei dat er dit jaar in Cauca minstens 13 mensenrechtenverdedigers zijn gedood, waarbij hij de situatie als zeer verontrustend beschreef.
Gewapende criminele bendes vechten voor de controle van de drugshandelroutes door Cauca en zitten achter de meeste aanslagen.
Hij waarschuwde dat de lockdown maatregelen een reeds gewelddadige en onstabiele situatie nog meer hebben verergerd.
“Gewapende groepen en criminele groepen lijken gebruik te maken van het feit dat de meeste mensen in lockdown zijn om zo hun aanwezigheid en controle over het grondgebied uit te breiden,” zei Colville in Genève.
Naast de moord op mensenrechtenactivisten, hebben inheemse groepen ook doodsbedreigingen onder ogen gezien, volgens de VN.
Cauca is een strategische regio voor coca (het belangrijkste ingrediënt voor het maken van cocaïne) en marihuana, en voor het transport van drugs, meestal naar de Verenigde Staten.
Het is een van de gebieden die het zwaarst getroffen zijn door moorden op mensenrechtenactivisten sinds het historisch vredesakkoord van 2016 dat een einde maakte aan een gewapend conflict van meer dan vijf decennia tussen de Colombiaanse regering en de marxistische FARC-rebellen.
Hoewel de FARC haar wapens heeft neergelegd, blijft het land door geweld geteisterd door guerrilla’s van de ELN, FARC-dissidenten, drugshandelaren en rechtse paramilitairen.