Donderdag gingen Colombianen massaal de straat op om te protesteren tegen het beleid van president Iván Duque. In de meeste steden verliepen de protesten rustig.
In het hele land in verschillende steden werd donderdag geprotesteerd tegen onder andere de economisch maatregelen van de regering en tegen de stijgende kosten van het levensonderhoud. Studenten, vakbonden, inheemse bevolkingen en leraren protesteerden tegen een reeks aan problemen, van sociaaleconomische ongelijkheid tot geweld tegen activisten en inheemse leiders. Er is ook ontevredenheid over de arbeids-, pensioen- en belastinghervormingen die president Duque invoert en de corruptie die er heerst.
Waar het in Bolivia, Chili en Ecuador flink uit de hand liep, verliepen de Colombiaanse demonstraties grotendeels zonder ongeregeldheden. In de hoofdstad Bogota raakten wel hier en daar groepen betogers korte tijd slaags met de oproerpolitie. Zo werd traangas ingezet toen demonstranten naar het vliegveld van Bogotá wilden marcheren.
In de overgrote meerderheid van de steden van het land was de nationale staking een vreedzame dag. Vooral in Medellín, Barranquilla, Cartagena, Santa Marta, Pasto en Villavicencio benadrukten de autoriteiten het voorbeeldige gedrag van de burgers. De marsen verliepen daar in harmonie, te midden van artistieke presentaties.
De nationale staking werd ’s avonds zonder problemen afgesloten met een protestmars waarbij zoveel mogelijk lawaai werd geproduceerd door op pannen en potten te slaan. De dag dat honderdduizenden Colombianen de straat op gingen kan gezien worden als een van de grootste protesten in de recente geschiedenis van het Zuid-Amerikaanse land.