(G)EEN ‘DOODGEWONE’ COVID-DAG IN CALI (DEEL 3)

Auteur: Andrés Camilo Ledezma

De quarantaine mag dan wel al ruim een maand zijn opgeheven, normaal is het buiten nog altijd niet. De tapabocas, de mondmaskertjes, zijn inmiddels een vast onderdeel van het straatbeeld. En de mensen zijn nog altijd wat schichtig, tenminste een deel. Een ander deel, vooral jongeren, denkt nog altijd geen gevaar te lopen. Bij protestacties of feestjes is van afstand bewaren geen sprake. Ik kijk wel uit. Ik zei het al eerder, ik heb astma.

Ik ga inmiddels wel weer naar de heropende universiteit. Zoals gezegd, velen doen weer alsof het weer business as usual is. Ik ben echter bang dat de situatie weer gaat verslechteren en dat we allemaal weer naar binnen moeten. Dus ik koester elk uitstapje. Ik zal ook nooit van mijn leven meer mijn eerste uitstapje na het beëindigen van de quarantaine vergeten.
Ik kan de dag nog haarscherp beschrijven. Het is 1 september, een dinsdag. Mijn eerste dag weer ‘normaal’ buiten na vijf maanden. Tijdens de quarantaine kon ik mijn stad Cali alleen in op enkele vooraf door de gemeente vastgestelde dagen en uren. Een onverwachte regenbui verwelkomt me. Dit is eigenlijk de warmste periode van het jaar. Maar het maakt me niet uit. Ik ben allang blij dat ik weer eens buiten ben. Maar het is buiten niet zoals normaal, of in ieder geval niet zoals voorheen. De bar aan het einde van de straat is nu een fruitwinkeltje. Zoals vele andere bedrijfjes heeft het zich opnieuw moeten uitvinden om niet failliet te gaan of te sluiten. De simpele kapper van weleer lijkt nu wel een kapper voor vips, met een hekwerkje en een bewaker voor de deur. Je komt alleen binnen als je een afspraak hebt. Of op z’n Colombiaans, je moet de kapper goed kennen haha.

Ik heb afgesproken met mijn vriend Diego. Ik kan hem niet zoals gebruikelijk omarmen, met een schuchtere elleboogtik zeggen we hoi. Met mondmaskers op overleggen we wat we de komende dagen zouden kunnen ondernemen. We gaan graag naar de film maar de bioscopen blijven voorlopig gesloten. We kunnen naar de drive-in bioscoop, maar ja, dan moet je wel een auto hebben hè … zwembad? Ook nog gesloten. Het aantal café’s is geslonken, die wat overleefd hebben, schenken op last van de overheid geen alcohol. Niet dat alcohol nou per se moet, maar na vijf maanden quarantaine zou een cocktailtje wel lekker zijn. Blijft dus niet veel anders over dan een eettentje.

Een Italiaans restaurantje wordt het. Binnen eten gaat niet meer. Restaurants zijn tegenwoordig één groot terras buiten, de tafels staan meters uit elkaar. De bediening draagt handschoenen en maskers. Een onbehaaglijk gevoel. Ik vraag me af of ik dadelijk pizza geserveerd krijg of een portie corona.
Het is een beetje gehannes. De mondmaskertjes wat omlaag om in de pizza te kunnen bijten. Lukt natuurlijk niet zonder dat er wat smurrie op blijft hangen. Maar ik krijg tenminste lucht, wat een verademing. Even vergeet ik het virus en geniet. Voor het naar huis gaan nog even de handen desinfecteren met antibacteriële gel.

Goed nieuws als ik thuiskom. Een bericht van de universiteit dat ze weer opengaan. Wat een opluchting. Het virtuele studeren was een ramp. Ik woon in een zeer eenvoudige wijk. Daar is het internet standaard knudde. Op de tijden dat er internet was, ging natuurlijk de hele wijk online. Dat helpt niet. Daardoor miste ik nogal wat virtuele lessen of viel laat binnen.
De stemming thuis is uitgelaten. Iedereen is vrolijk, lachend wordt bedacht wat ze deze week zullen gaan doen. Ze gaan wel de bingo en andere parchis spelletjes missen die we hebben gespeeld, onze manier om tijd met elkaar door te brengen om niet in de depressie te vallen die door continue opsluiting dreigt.

Tijdens het avondeten heeft mijn familie een moment van nostalgie en reflectie. Ze maken een opsomming van wie er sinds de quarantaine niet meer is in onze buurt: buren die gestorven zijn aan het virus, anderen die naar hun geboortedorpjes gevlucht zijn om besmetting te voorkomen. Sommigen werden overmeesterd door depressie en angst. Zoals de zoon van de bakker, die in zijn slaapkamer volkomen doordraaide. Of die mevrouw die uit het raam van het ziekenhuis sprong nadat het virus bij haar was geconstateerd. Er is amper iemand die niet geleden heeft. Als het al niet is door het virus zelf, dan door het verlies van werk of zaak, onderbreking van studie. Het is voor velen een nachtmerrie geweest. Wij hebben nog geluk gehad, geen zieken thuis en beperkte economische schade. Alleen mijn studie is wat op de lange baan geschoven.

Ik ga vroeg naar bed na mijn eerste uitje sinds lange tijd. Ik mijmer. Dat we niet moeten vergeten. Integendeel, we moeten bewust blijven ervan hoe zwak we zijn als maatschappij tegen een tegenstander als het coronavirus. De mensen zijn de belangrijkste bouwstenen voor de wederopbouw. De solidariteit onder mensen heeft ervoor gezorgd dat velen in leven en helder van geest zijn gebleven tijdens de quarantaine. Die solidariteit hebben we ook nodig tijdens de reactivering. De overheid zal een grote inspanning moeten leveren, maar bovenal de burgers en organisaties om hun hulpnetwerken te laten bestaan voor degenen die door de pandemie hun bron van inkomsten zagen opdrogen door het verlies van werk of bedrijf. Families, zo belangrijk in de Latinocultuur, zullen een fundamentele rol spelen, veel meer dan in andere culturen. Wie latino’s kent, weet dat de familiekring bestaat uit ouders, kinderen, grootouders, ooms en tantes, neven en nichten, zelfs buren. Als één of meerderen uit die kring in nood verkeren, is er altijd wel iemand anders die de helpende hand uitsteekt. Colombiaanse families zijn zo breed als hun glimlach, die ook niet vervagen als er eens wat onenigheid is. En Colombiaanse families zijn zo warm als hun harten. Met een hoopvolle glimlach en barmhartigheid in onze harten zullen we ons land weer opbouwen.

Bron :
Foto:David Plaza