Als reactie op de Russische invasie in Oekraïne heeft de Europese Unie (EU) tal van sancties afgekondigd. Deze zijn gericht tegen de voor Rusland zo belangrijke energiesector. Op 8 april kondigden de EU-lidstaten een belangrijk verbod op Russische steenkool aan vanaf augustus 2022. Tot dan toe was 70% van de Europese invoer van steenkolen afkomstig uit Rusland.
Dit heeft een wereldwijde zoektocht naar haalbare alternatieven op gang gebracht. Een verhoogde invoer uit andere grote leveranciers, waaronder Australië, Zuid-Afrika en de VS, speelt hierbij een belangrijke rol. Colombia is een andere kandidaat die bereid is en in staat lijkt te zijn om hun kolenverkoop aan Europa op te voeren. Vóór de inval van Rusland in Oekraïne had Colombia zijn uitvoer van thermische kolen naar Europa al op korte termijn verdubbeld toen logistieke problemen de levering van Russische kolen op grote schaal vertraagden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Colombiaanse president Duque publiekelijk melding maakte van een telefoongesprek met de Duitse kanselier Olaf Scholz, waarbij Colombia ermee instemde zijn kolenexport naar Duitsland op te voeren als substituut voor Rusland.
De Colombiaanse economie wordt al sinds de koloniale tijd gevoed door de export van natuurlijke rijkdommen. Door de snel stijgende wereldprijzen van grondstoffen is deze trend sinds de eeuwwisseling in een stroomversnelling geraakt. Hoewel Colombia over talrijke hulpbronnen van mondiaal belang beschikt, waaronder olie, gas, goud en smaragden, speelt steenkool een bijzonder belangrijke rol. Diego Mesa, minister van Mijnbouw en Energie van de conservatieve regering-Duque, die momenteel aan de macht is, verklaarde in maart 2021 dat de kolenmijnbouw 120 000 banen oplevert en 85% van alle mijnbouwinkomsten van de centrale regering genereert.
De steenkoolwinning is geografisch geconcentreerd in de meest noordelijke provincies La Guajira en Cesar. In het departement La Guajira bevindt zich sinds de jaren tachtig de grootste dagbouwmijn van Latijns-Amerika. De mijn staat bekend als “Cerrejón” en de eigenaar, Glencore, geniet in Colombia enorme belastingverminderingen. De gewone burger lijkt echter niet te hebben geprofiteerd van deze rijkdom aan grondstoffen. Ongeveer 63% van de Colombianen leeft in armoede, en nog eens 25% leeft in extreme armoede. Terwijl duizenden inwoners, met name de inheemse Wayúu, worstelen om toegang te krijgen tot drinkbaar water, werden waterbronnen omgeleid naar de mijn, die elke dag 24 miljoen liter water verbruikt.
De getroffen gemeenschappen mobiliseren zich steeds meer tegen dit gebruik van Colombia’s rijkdommen aan grondstoffen, en zijn woedend over de manier waarop dit het leven van gewone burgers beïnvloedt. Dit heeft geleid tot een groeiend aantal sociaal-milieuconflicten in heel Colombia. De regering-Duque en zijn voorgangers hebben in het verleden de neiging gehad de kant van de transnationale mijnbouwbedrijven te kiezen, met als argument dat de inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen nodig zijn voor ontwikkeling. De voortdurende uitbuiting van deze hulpbronnen, als gevolg van de Oekraïnecrisis, zal dergelijke conflicten dan ook waarschijnlijk intensiveren, gezien de gevolgen ervan voor de Colombiaanse burgers.
Voor Cerrejón komen de praktische implicaties nu al aan de oppervlakte: Glencore (een van ’s werelds grootste ondernemingen op het gebied van natuurlijke hulpbronnen) overweegt nu een verdere uitbreiding van de mijn. Met het oog daarop heeft de regering-Duque onlangs toestemming gegeven voor de omlegging van de beek Bruno, de belangrijkste zijrivier van de laatst overgebleven rivier in de Guajira-woestijn. De gevolgen van dit besluit, dat openlijk indruist tegen eerdere uitspraken van rechtbanken, zijn potentieel levensbedreigend, aangezien deskundigen vrezen dat de hele rivier door deze maatregel zou kunnen droogvallen.
Aangezien de opheffing van de sancties tegen Rusland zeer onwaarschijnlijk is zonder een terugtrekking uit Oekraïne, is het zeer onwaarschijnlijk dat de gevolgen voor Colombia op korte termijn zullen veranderen. Tientallen jaren van mobilisatie en protest, vooral op lokaal en regionaal niveau in de getroffen gebieden, lijken weinig te hebben gedaan om verandering te brengen in dit gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Veelzeggend is dat de aftredende president Duque onlangs aankondigde dat de steenkoolproductie van Colombia voor 2022 en 2023 al was vastgesteld en verkocht. Zelfs de onlangs nieuw gekozen president Gustavo Petro, die in augustus zijn ambt gaat uitvoeren, zou wel eens niet voldoende kunnen zijn om een grote verandering in Colombia’s heersende ontwikkelingsparadigma teweeg te brengen. Hoewel Petro tijdens de campagne beweerde dat hij nieuwe exploratie van fossiele brandstoffen zou verbieden, laat dit het huidige gebruik van deze hulpbronnen en andere contractuele verplichtingen ongemoeid. Bovendien zou een gebrek aan steun van het Congres de uitvoering van een dergelijk alternatief beleid wel eens in de weg kunnen staan. De politieke instabiliteit, burgerprotesten en onrust als gevolg van deze sociaal-milieuconflicten zullen dus waarschijnlijk op korte en lange termijn aanhouden.