Volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) zijn minstens negen officieren die betrokken zijn geweest bij standrechtelijke executies of ander wangedrag, benoemd op belangrijke posities in het Colombiaanse leger.
Op 10 december 2018 heeft de regering van president Iván Duque generaal Nicacio de Jesús Martínez Espinel benoemd tot het nieuwe hoofd van het leger van het land. Op 21 december benoemden Espinel en defensieminister Guillermo Botero andere nieuwe bevelhebbers op belangrijke legerposten.
Human Rights Watch heeft bewijzen gevonden dat acht van deze officieren, evenals generaal Martínez Espinel, verbonden zijn met “vals positieve” moorden en ander misbruik. Van 2002 tot 2008, in de gevallen die bekend zijn geworden als de “vals positieve” moorden, heeft het legerpersoneel systematisch onschuldige burgers vermoord om het aantal lichamen in het langlopende gewapende conflict in het land te verhogen. De vermoorde burgers werden aan de buitenwereld voorgedaan als rebellen om het succes van de strijd tegen de guerrilla te tonen en om hun eigen imago in de strijd op te poetsen.
HRW zegt dat de Colombiaanse rechtbanken honderden soldaten hebben veroordeeld voor hun rol in de standrechtelijke executies. Volgens de mensenrechtenorganisatie waren dat in de meeste gevallen militairen met een lage rang en ontsprongen de militairen op hogere posten de dans. In plaats van een veroordeling kregen ze promotie waarvan sommigen van hen een topfunctie kregen. HRW zegt ook dat de vorige regering officieren benoemde die zeer waarschijnlijk wisten van de vals positieve moorden bij de legertop.
“De Colombiaanse regering zou functionarissen op geloofwaardige wijze moeten onderzoeken in verband met standrechtelijke executies en hen niet mogen benoemen in de topfuncties van het leger”, zegt José Miguel Vivanco, directeur voor de Amerika’s bij HRW. “Door deze officieren te benoemen, brengt de regering de verontrustende boodschap over aan de troepen dat misdaden plegen geen obstakel is voor een succesvolle carrière”, aldus José Miguel Vivanco.