In de loop van de week zijn er verschillende versies verschenen over de toestand van de leider van de groep FARC-dissidenten genaamd Segunda Marquetalia.

Op 2 juli kwam het eerste nieuws naar buiten waarin ze beweerden dat Iván Márquez , de topleider van de FARC-dissidenten van de zogenaamde Segunda Marquetalia, was omgekomen tijdens een aanval. De dood zou hebben plaatsgevonden op Venezolaans grondgebied tijdens een confrontatie tussen criminele organisaties om de illegale drugshandel onder controle te houden .

Die dag zei president Iván Duque dat de autoriteiten de informatie over de vermeende dood in Venezuela van de hoogste leider van de Segunda Marquetalia aan het verifiëren waren .

“Dit is informatie die op dit moment wordt geverifieerd. We werken met onze inlichtingendienst om die informatie te verifiëren en uiteraard, zodra we enige bevestiging hebben, zullen we deze tijdig informeren”, verzekerde president Duque.

Uren later werd deze versie in twijfel getrokken omdat er een rapport van de Venezolaanse autoriteiten naar buiten kwam waarin ze verzekerden dat de aanval 25 kilometer van de stad El Callao had plaatsgevonden , maar niet in Apure, waar werd aangegeven dat de guerrillaleider was.

Een paar dagen later liet “een nieuwe bron” de Colombiaanse regering van Venezuela weten dat Iván Márquez mogelijk nog in leven is en wordt behandeld in Caracas.

Het laatste dat over deze zaak bekend is, is een video gepubliceerd door het tijdschrift Cambio waarin leden van de guerrilla verzekerden dat Márquez bij een aanval wat verwondingen had opgelopen, maar dat zijn gezondheid stabiel is.

“Op 30 juni werd commandant ‘Iván Márquez’, een man die zich inzet voor vrede, het slachtoffer van een criminele aanval (…) hij was ongedeerd en liep alleen wat verwondingen op”, zeggen ze.

De versies zijn niet bevestigd vanwege het gebrek aan medewerking van de Colombiaanse en Venezolaanse autoriteiten, die hun diplomatieke betrekkingen sinds februari 2019 hebben verbroken vanwege de gespannen politieke situatie.

Het Colombiaanse leger heeft zaterdag de dood van acht vermoedelijke leden van de leiding van de FARC-dissidenten in Caquetá, in het zuidwesten van Colombia, bevestigd.

Bij de operatie van de strijdkrachten van het land, ingezet in het landelijke gebied dat grenst aan Caquetá en Guaviare, zijn volgens de televisiezender Caracol acht dissidenten van het Eerste Front van de FARC om het leven gekomen.

Daarnaast zouden de agenten hebben gemeld dat ze twee langeafstandswapens, zes korteafstandswapens, munitie en granaten in beslag hadden genomen. Op hun beurt zouden ze onder meer twee apparaten voor geopositionering, een radiobasis, een drone, twee computers en zeven mobiele telefoons hebben gevonden.

Deze structuur staat onder bevel van ‘Iván Mordisco’, de guerrilla Néstor Gregorio Vera Hernández, die vandaag de dag de hoogste leider is van de FARC-dissidenten, sinds hij eind mei aantrad na de dood van de toenmalige leider, Miguel Botache, alias Gentil Duarte. Het wordt niet uitgesloten dat Iván Mordisco onder de doden bevindt.

Voorlopig is bekend dat het een bombardement was en vervolgens een directe aanval door de troepen op twee kampen. De minister van Defensie, Diego Molano, had op zijn Twitter-account geschreven dat in de vroege uurtjes van zaterdag “onze openbare strijdkrachten operaties hebben uitgevoerd tegen het Eerste Front van de FARC-dissidenten in Caquetá en Guaviare .”

De hoogste administratieve rechtbank van Colombia heeft donderdag een rechtszaak verworpen die tot doel had de regels te vernietigen die fracking-projecten in het land zouden toestaan, waardoor een moratorium op de commerciële ontwikkeling van niet-conventionele olie- en gasvoorraden in feite ongedaan wordt gemaakt, aldus de rechtbank in een verklaring.

De Raad van State verwierp het beroep en verklaarde dat de regels voor de regulering van deze praktijk legaal zijn. Het besluit zou de weg kunnen vrijmaken voor exploratie en commerciële productie van niet-conventionele energievoorraden, met inbegrip van het gebruik van hydraulische fracturering, of fracking, voor olie en gas.

Fracking en de ontwikkeling van niet-conventionele energiebronnen zijn al lang omstreden in Colombia, waarbij voorstanders en energiebedrijven beweren dat de praktijk van cruciaal belang is voor de Colombiaanse economie en de zelfvoorziening op energiegebied, terwijl tegenstanders zeggen dat het milieu en wateren erdoor worden aangetast.

Eind 2018 werden de regels voor de ontwikkeling van niet-conventionele olievoorraden in Colombia opgeschort als gevolg van de rechtszaak, die tot doel had deze regels, zoals vastgesteld door het Colombiaanse ministerie van Energie, teniet te doen.

“De regels … creëren niet, autoriseren niet, bekrachtigen niet of staan fracking niet toe. Ze bevatten een actualisering van de technische regelgeving die al bestond voor een activiteit die niet verboden is,” aldus de rechtbank in een verklaring.

Anti-fracking activisten verwierpen de beslissing van het hof, zeggende dat het gemeenschappen in gevaar zou brengen.

“Dit besluit is gevaarlijk in de context van de klimaatcrisis en openlijk inconsistent met de internationale verplichtingen die Colombia is aangegaan”, aldus de Colombia Free From Fracking Alliance in een verklaring.

De Amerikaanse oliegigant Exxon Mobil Corp (XOM.N) en het Colombiaanse staatsenergiebedrijf Ecopetrol ontwikkelen samen de fracking-proefprojecten in Kale en Platero, beide in de gemeente Puerto Wilches in de provincie Santander. Geen van beide bedrijven heeft onmiddellijk op de uitspraak gereageerd.

De verkozen Colombiaanse president Gustavo Petro heeft gezworen de praktijk te zullen blokkeren zodra hij in functie is en heeft ook beloofd een einde te zullen maken aan de proefprojecten.

De linkse leider zegt een boodschap te hebben gestuurd dat het “tijd is voor vrede” naar de laatste grote rebellengroepering van het land.

De gekoze president Gustavo Petro heeft een “bilateraal staakt-het-vuren” voorgesteld met het Nationaal Bevrijdingsleger (ELN), de laatste grote rebellengroep in het land, in de hoop de vastgelopen vredesonderhandelingen weer op gang te brengen.

Petro, een voormalige rebel van de M-19 beweging en op weg om de eerste linkse president van het land te worden, zei dinsdag dat hij “een boodschap” had gestuurd naar het ELN en “alle bestaande gewapende groepen” dat de “tijd voor vrede is gekomen”.

“Wat ik vraag is een bilateraal staakt-het-vuren”, zei hij, en hij voegde eraan toe dat de pauze in het geweld tot doel zou hebben “een einde te maken aan de oorlog in Colombia”.

De besprekingen met het ELN, dat in tegenstelling tot de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia (FARC) de wapens niet neerlegde in het kader van het vredesakkoord van Colombia van 2016, liepen stuk onder aftredend president Ivan Duque na een aanval in 2019 op een politieacademie in de hoofdstad Bogota, waarbij 22 doden vielen.

Duque heeft erop aangedrongen dat het ELN, dat in 1964 werd gevormd na de Cubaanse communistische revolutie, alle activiteiten staakt om de gesprekken te kunnen hervatten. De groep beloofde ondertussen “represailles” nadat commandant Angel Padilla Romero in 2021 werd gedood.

Petro, de voormalige burgemeester van Bogota, had vóór zijn verkiezingsoverwinning in juni toegezegd met het ELN te zullen praten, waarna de groep zich bereid verklaarde de onderhandelingen te heropenen.

Het centrale commando van het ELN verklaarde dat het “zijn systeem van politieke en militaire strijd en verzet actief houdt, maar ook zijn duidelijke beschikbaarheid handhaaft om het vredesproces vooruit te helpen”.

Volgens ramingen van het Colombiaanse leger telt het ELN momenteel ongeveer 2.500 strijders onder zijn gelederen en beschikt het over een uitgebreid ondersteuningsnetwerk in stedelijke centra, voornamelijk aan de grens met Venezuela en langs de kust van de Stille Oceaan.

In zijn toespraak op dinsdag herhaalde Petro ook dat hij hoopte de banden met Venezuela te herstellen om te helpen bij het verdrijven van gewapende groeperingen die actief zijn langs de gemeenschappelijke grens van de twee landen.

Duque heeft herhaaldelijk beweerd dat gewapende Colombiaanse groepen hun toevlucht zoeken in Venezuela met medewerking van de regering, een bewering die Caracas ontkent.

De aftredende Colombiaanse president Iván Duque zei dat hij de Venezolaanse leider Nicolán Maduro niet zal toestaan de inauguratie van zijn opvolger Gustavo Pedro op 7 augustus in Bogotá bij te wonen.

Duque zei dat hij rekening hield met het grote aantal Venezolaanse vluchtelingen in zijn land die gevlucht waren voor het regime van Maduro. Hij drong er ook op aan dat Venezuela Colombiaanse criminelen die in zijn land schuilen zou overdragen.

“Iván Duque, president van Colombia, erkent Nicolás Maduro niet als de legitieme president van Venezuela,” zei de president in een interview met het tijdschrift Semana en drong erop aan dat het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Militaire Huis de leiding hebben over de inauguratie-evenementen.

“Zolang ik president van de republiek ben, zal Nicolás Maduro niet op Colombiaans grondgebied komen. Als de volgende president hem hier in Colombia wil hebben, kan hij dat doen zodra hij als president is beëdigd. Als hij hem die erkenning wil geven en als hij die uitnodiging wil doen terwijl ik president van Colombia ben, wordt Nicolás Maduro niet erkend als staatshoofd van Venezuela”, benadrukte Duque.

Het uittredende Colombiaanse staatshoofd gaf ook toe dat hij “bezorgd was over Venezuela” en herinnerde eraan dat meer dan twee miljoen Venezolanen in Colombia woonden onder een speciale migratiestatus. “Nicolás Maduro is een misdadiger tegen de menselijkheid”, benadrukte Duque.

Hij voegde eraan toe dat Maduro wordt onderzocht door het Internationaal Strafhof, samen met Tarek William Saab, Diosdado Cabello en andere leden van zijn inner circle, die allen worden gezocht voor “drugshandel in de Verenigde Staten”.

Duque gaf echter ook toe dat de door Petro aangekondigde toenaderingsmaatregelen “de commerciële, economische betrekkingen, enz. zullen verbeteren”, maar drong erop aan dat Petro ervoor zou zorgen dat de besprekingen met de leiding van Venezuela voor Colombia vruchtbaar moeten zijn.

“Het eerste wat van Maduro geëist moet worden, is dat hij de Colombiaanse terroristen overdraagt die op dat grondgebied beschermd worden, aan wie hij een toevluchtsoord en geld heeft gegeven en die hij in alle lijnen van het ‘kartel van de zonnen’ heeft opgenomen,” vertelde Duque aan Semana.

Hij vroeg Petro ook om met Maduro de kwestie van illegale gewassen in de grensgebieden tussen de twee naties uit te werken. “Een diplomatieke, welluidende en leunstoelrelatie met hem hebben, zoals we in andere tijden hebben gehad, is geen goed recept.”

Zondag 3 juli werd in Bogotá de pride-mars van de LGBTI-gemeenschap gehouden, dat al zijn 40e editie heeft voltooid. De mars begon vanuit verschillende delen van Colombia , maar had vooral een grote concentratie in de hoofdstad.

Zondag marcheerden burgers voor de LGBT+ Pride Day en het Bureau van de burgemeester en het Ruimtelijk Secretariaat van het district richtten een reeks ruimtes in om de mars te begeleiden. Bovendien werd er gevierd dat vier decennia zijn verstreken sinds de eerste LGBT+ Pride Day in de hoofdstad.

Burgemeester Claudia López liet van haar kant een boodschap achter op haar sociale netwerken, waarin zij eraan herinnerde dat ook zij deel uitmaakt van de gemeenschap. “Vandaag is onze stad gekleed in alle kleuren om de jaren van strijd voor gelijkheid, voor liefde, zonder labels en voor diversiteit te herdenken, laten we #OrgulloBogotá vieren,” schreef ze op Twitter.

“Dit is voor ons een gelegenheid om hun strijd te erkennen, de weg die zij hebben afgelegd, de prestaties die zij hebben geleverd en tegelijkertijd te blijven werken aan toekomstige veroveringen”, aldus David Alonzo, directeur Seksuele Diversiteit van het Districtssecretariaat voor ruimtelijke ordening.

Tijdens de demonstratie hebben verschillende spandoeken de voortdurende strijd voor het waarborgen van hun rechten op gelijkheid en non-discriminatie aan de kaak gesteld. Op een van de borden staat: “Wees geen flikker, ze vermoorden ons”. De beweringen van de gemeenschap worden ondersteund door cijfers van het bureau van de Ombudsman. Tot nu toe zijn in 2022 33 mensen uit de gemeenschap vermoord, terwijl het jaar daarvoor 47 moorden werden gemeld.

In een verslag van het Bureau van de Ombudsman staat dat in de laatste 18 maanden 48 transvrouwen zijn vermoord, sommigen slachtoffers van femicide, anderen in wrede en brutale omstandigheden; 27 homoseksuele mannen, waarvan er dit jaar 11 werden vermoord in het departement Antioquia, en vier lesbische vrouwen en een biseksuele man.

President Iván Duque heeft zaterdag verklaard dat de autoriteiten de informatie over de vermeende dood in Venezuela van de hoogste leider van de FARC-dissidenten, Luciano Marín Arango, alias “Iván Márquez”, aan het verifiëren zijn.

“Dit is informatie die op dit moment wordt geverifieerd. We werken met onze inlichtingendienst om die informatie te verifiëren en uiteraard zullen we dit tijdig melden zodra we enige bevestiging hebben”, aldus Duque.

Volgens lokale media zou Márquez zijn omgekomen bij een aanval, te midden van de confrontatie die de dissidente groep genaamd “Second Marquetalia” heeft met criminele bendes voor de controle op de drugshandel aan de Colombiaanse grens met Venezuela.

President Duque zei dat het hoofd van de FARC-dissidenten “in Venezuela werd beschermd door Nicolás Maduro, dat weet de wereld.” De Colombiaanse regering heeft meermaals gezegd dat Maduro in zijn land niet alleen de FARC-dissidenten beschermt, maar ook de guerrillacommandanten van het Nationale Bevrijdingsleger (ELN).

Minister van Defensie Diego Molano zei van zijn kant dat recente informatie erop wijst dat Iván Márquez Venezuela wilde verlaten.

Márquez was het hoofd van het onderhandelingsteam van de FARC bij de vredesbesprekingen in Havana, die op 24 november 2016 leidden tot de ondertekening van het vredesakkoord met die guerrilla.

In augustus 2019 verliet Márquez het vredesakkoord echter en pakte samen met andere commandanten van de voormalige guerrilla de wapens weer op, omdat de Colombiaanse regering zich niet aan het akkoord hield.

De guerrilla maakte deel uit van de FARC-commandanten en werd zelfs een van de opvolgers van het toenmalige hoofd van die guerrilla, alias “Alfonso Cano”, die in 2011 omkwam bij een militaire operatie.

Luciano Marín Arango, 67 jaar oud, zit al meer dan veertig jaar in de guerrilla. Hij werd geboren op 16 juni 1955 in Florencia, de hoofdstad van het zuidelijke departement Caquetá, en volgens zijn staat van dienst trad hij begin jaren tachtig toe tot het 14e front van de FARC, kort voor het vredesproces met de regering van voormalig president Belisario Betancur, die leidde tot de geboorte van de linkse partij Patriottische Unie (UP).

Te midden van de geschillen in Venezuela zijn andere FARC-dissidenten gedood, zoals Miguel Botache Santanilla, bekend als “Gentil Duarte”, wiens dood afgelopen mei door de dissidenten werd bevestigd, in een confrontatie met een andere groep ex-guerrilla’s in de deelstaat Zulia, grenzend aan Colombia.

Ook gedood in Venezuela werden Henry Castellanos, alias “Romaña”, en Hernán Darío Velásquez, alias “El Paisa”, die beschouwd werden als de twee meest bloeddorstige leiders van de voormalige FARC-guerrilla’s en deel uitmaakten van de “Tweede Marquetalia”.

Half mei vorig jaar werd ook de dood van Seuxis Paucias Hernández Solarte, alias “Jesús Santrich”, een van de leiders van de “Tweede Marquetalia”, gemeld bij een botsing tussen dissidenten in Venezuela.