Auteur: Andrés Camilo Ledezma
In het eerste deel had ik het even over mijn vriend Bert uit Nederland. Normaal gesproken zou hij in maart naar Cali gekomen zijn. Ik had me er zo op verheugd. En toen gingen de grenzen dicht.
Ik ken Bert sinds drie jaar. We zijn heel close. Hij is journalist en helpt me met het schrijven van verhalen voor deze website. Hij vertelt me dat het virus onder controle was in Nederland, na een heel slechte periode. Het aantal infecties neemt echter weer toe in Nederland nadat enkele beperkingen zijn opgeheven. Een tweede golf, die Spanje, Frankrijk en Engeland al heeft bereikt, dreigt en er zijn nieuwe restricties in Nederland. Bert waarschuwt me: blijf oppassen en wees voorbereid, de tweede golf gaat er ook in Colombia komen. Zeker als je ziet hoe massaal de mensen weer op straat komen en samendrommen bij protestacties en feestjes. Bert zegt dat het een ijsberg is die op de Titanic ligt te wachten. En omdat de infectiecijfers nog niet zo heel erg gedaald zijn, kon de tweede golf wel eens verwoestende kracht hebben.
Lang dachten we in Colombia aan het virus te kunnen ontsnappen, het aantal infecties bleef beperkt. Maar ineens ging de curve stijl omhoog. Ondanks quarantainemaatregelen. Bert checkt de cijfers elke dag. Ik weet dat hij zich zorgen om mij maakt. Sinds de piek van 13.000 besmettingen op 19 augustus en 400 doden op 22 augustus zijn de cijfers aan het dalen. Hoewel nog altijd rond de 8000 infecties en 300 doden per dag, voldoende reden voor president Duque om per 1 september de maatregelen te versoepelen, vooral om de economie weer aan te zwengelen. Die staat op omkiepen, vooral omdat de olie-inkomsten gekelderd zijn door afnemende vraag en ingestorte prijzen.
In een land waar 60 % van de economie informeel is en waar werknemers met ‘officiële’ banen weinig rechten hebben, betekent niet werken geen geld. En omdat er geen sociale uitkering is zoals in Europese landen, kwamen veel mensen in financiële problemen. Spaargeld moest worden opgesoupeerd, vervolgens lenen van familie of vrienden. Menigeen kampte met een voedseltekort. Door heel Colombia zag je rode vlaggen aan huizen hangen als teken “wij hebben honger”. Wanhoop verspreidde zich. Een jaar nadat Bert in Cali was geweest, klampten vrienden en kennissen ‘die man uit dat rijke Europese land’ aan voor geld.
Universiteitsstudent Franco kon de studiekosten niet betalen. Christina kon maar om de dag eten. Jhon uit de nabijgelegen stad Palmira had een klein restaurant, dat op last van de autoriteiten moest sluiten. Tot overmaat van ramp verliet zijn verloofde hem in de tussentijd. Hij moest de huur voor het restaurant nu alleen betalen, want ‘natuurlijk’ verwachtte de verhuurster nog steeds dat de huur werd betaald. Een tante leende hem 500.000 pesos, maar heeft de restauranthuur niet betaald. Hij heeft eten gekocht voor zijn broer, een bouwvakker. Die heeft vrouw en kinderen. Maar het aantal klusopdrachten is flink minder geworden. Familie is belangrijker, Jhon heeft het redden van zijn burgertentje uit het hoofd gezet.
Af en toe werkt hij met zijn broer in de bouw. Maar het is geen vaste baan en ook heel zwaar voor de fragiele Jhon. Daarom dacht hij erover na om te werken als ‘webcam performer’, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij heeft het niet gedaan overigens. Hij is er niet het type voor. Zijn ex wel overigens. Je kunt haar boeken als escort voor 200.000 pesos. In deze sector zijn de tarieven door het fors toegenomen aanbod flink gekelderd. Bert wordt geappt door zijn vaste pizzakoerier in Cali, Stiven. “Oh, je bent weer in Nederland? Misschien dat je dan een pizza kan bestellen voor een vriend in Cali?” Door de crisis heeft hij tegenwoordig een bijbaan. Samen met de pizza kun je hem ook persoonlijk bestellen. Ja, veel mensen zijn wanhopig geworden.
Anderen zijn te fatsoenlijk, te trots of niet dapper genoeg om te bedelen. Maar zij lijden ook. Zoals broodjeskoerier Jalvin. Hij levert meestal aan kantoormedewerkers, maar die markt is ingestort. Andrés verkoopt nauwelijks nog mobiele telefoonaccessoires in winkelcentrum Chipichape. Miguel is relatief rijk man, hij komt uit een vrij rijke buurt. Hij leeft van de huur van Airbnb-appartementen, het onderwijzen van salsa en de verkoop van tweedehands luxeauto’s. Alle sectoren zijn gekelderd. Gelukkig heeft hij een financiële buffer. En hij krijgt nog steeds de huur van lokale huurders in de huizen die hij bezit. Een andere Miguel runt de financiën in een familiebedrijf, een soort lokale Amazon. Orders zijn gedaald met 70 % maar ze redden zich nog. Multimediaspecialist Jean heeft minder opdrachtgevers, maar niet minder werk. Eén van zijn opdrachtgevers is een shoppingcenter. Het onderhouden van de website gebeurt de klok rond, omdat online verkopen spectaculair zijn gestegen. En de klanten thuis worden getrakteerd op allerlei extra’s via live-streaming. En Fernanda is verpleegster, waarschijnlijk de enige die meer werk heeft dan voorheen.
Wij redden ons gelukkig redelijk. We hadden het nooit breed en we zitten nu ook wel krap bij kas, maar mijn grootouders krijgen hun pensioentje en mijn moeder kon blijven werken in de slagerij. Wellicht had ik zelf nu ook gewerkt, ik stond op het punt om af te studeren toen de pandemie uitbrak. Ik mis de universiteit. Ik probeer thuis wat te studeren, ik leer op eigen houtje vreemde talen. Ik ben een jaartje in Zweden geweest en ken al goed Zweeds. Engels gaat goed, ik ken wat Frans, ik probeer ook wat Duits en Nederlands te leren, wat overigens niet meevalt, zelfs voor mij als polyglot. Eerlijk gezegd gaat me het Russisch, Japans en Chinees beter af.
Voor de rest volg ik het nieuws goed. Binnen- en buitenlandse kranten online, Facebook et cetera. Hoe erg de situatie ook is, voor een student politicologie en sociologie zijn dit gouden tijden. Het is boeiend om te zien hoe de maatschappij omgaat met de nieuwe werkelijkheid. En als de politiek erbij om de hoek komt kijken, heb je je handen vol om alles te volgen. De ontwikkelingen volgen zich in een razend tempo op. Zo is er een hele discussie over hoe de regering omgaat met de coronacrisis. Met name burgemeesters van de drie grote steden Bogotá, Medellín en Cali zijn kritisch over de aanpak van president Duque, toevallig (?) ook een politieke tegenstander. Vooral de burgemeester van Bogotá, Claudia López, gooit er stevig de beuk in. Geen wonder, nergens heeft het virus zo hard toegeslagen als in haar stad. De door Duque ingevoerde economische reactiveringsmaatregelen van de btw-loze koopdagen, die leidden tot massale mensenmassa’s in shoppingcentra, waren haar een doorn in het oog. De drie burgemeesters hebben meer van dit soort dagen weten te voorkomen. López is inmiddels veruit de populairste politicus van het land. Velen hopen dat zij het volgende jaar bij de presidentsverkiezing opneemt tegen Duque, die onder vuur ligt vanwege beschuldiging van stemmenkoperij bij de vorige verkiezingen. Met name het feit dat drugsbaronnen het ronselen organiseerden, hebben zijn imago aangetast.
Sinds enige tijd hebben de aan huis gekluisterde Colombianen er een afleiding bij. Wat geen mens voor mogelijk had gehouden, is gebeurd. Oud-president Álvaro Uribe, achter de schermen nog altijd de machtigste man van het land, zit achter tralies vanwege obstructie van justitie. In het lopende onderzoek lijkt een hele beerput aan andere kwalijke zaken aan het licht te komen. Zoals zoveel andere dingen splijt de zaak Uribe het land volkomen doormidden. Voor de ene helft van het land is hij een soort Messias die het land behoedt voor socialistische/communistische toestanden zoals in het Venezuela van Chaves en Maduro, voor de andere helft is hij de vleesgeworden duivel, degene die verantwoordelijk is voor de grote ongelijkheid en armoede in Colombia, voor moorden en verdwijningen, voor de onmetelijke corruptie. De dagelijkse nieuwsstroom over hem is amper bij te benen. Met duizenden tegelijk geven de Colombianen hun mening op Facebook. Ik doe driftig mee, ook al weet ik dat niemand zijn mening zal veranderen. Maar het is een manier om stoom af te blazen. En dat is in de huidige coronatijd af en toe wel eens nodig. En fijn.